Opstelling in dubbelcompetities

Een aanvoerder is verplicht de dubbelspelcombinaties van de spelers van zijn ploeg in volgorde van afnemende speelsterkte op te stellen. Het bepalen van de speelsterkte van een dubbelspelcombinatie geschiedt door optelling van de volgens artikel V-01 lid 1 aan elk van beide spelers toegekende punten in het dubbelspel. Dubbelspelcombinaties waaraan een zelfde totaal aantal punten is toegekend worden geacht van gelijke sterkte te zijn. Let wel: Een speler mag niet twee keer in dezelfde dubbelcombinatie spelen. In de landelijke dubbelcompetities worden in alle competitiesoorten vier dubbelspelen gespeeld, in twee speelronden.

Voorbeelden:

  1. Een ploeg bestaat uit één speler met speelsterkte 7 en drie spelers met speelsterkte 8. De speler met speelsterkte 7 moet in ronde 1 én in ronde 2, de eerste partij spelen.
  2. Een ploeg bestaat uit drie spelers met speelsterkte 7 en één speler met speelsterkte 8. In de eerste ronde moeten twee spelers met speelsterkte 7 de eerste partij spelen, in de tweede ronde moet de derde speler met speelsterkte 7 samen met één van de andere spelers met speelsterkte 7 de eerste partij spelen.
  3. Een ploeg bestaat uit vijf spelers (één keer speelsterkte 6, drie keer speelsterkte 7, één keer speelsterkte 8). De volgende opstelling is mogelijk en toegestaan:
  • Ronde 1 - partij 1: speelsterkte 7 + speelsterkte 7
  • Ronde 1 - partij 2: speelsterkte 7 + speelsterkte 8
  • Ronde 2 - partij 1: speelsterkte 7 + speelsterkte 7 (andere combinatie als boven)
  • Ronde 2 - partij 2:  speelsterkte 6 + speelsterkte 8

         De beide partijen uit de 2e ronde zijn onderling uitwisselbaar.

Dubbelspelcombinaties waaraan een zelfde totaal aantal punten is toegekend worden dus geacht van gelijke sterkte te zijn en zijn onderling uitwisselbaar. Zoals in het laatste voorbeeld de combinaties van speelsterkte 6 + speelsterkte 8 enerzijds en de combinatie van speelsterkte 7 + speelsterkte 7 anderzijds.